Motorrijden is een ontzettend leuke hobby, maar wel erg gevaarlijk. Motorrijden is 18 keer gevaarlijker dan met de auto rijden. Dat is echter geen reden om van motorrijden af te zien. Je kunt namelijk zelf je veiligheid drastisch verhogen. Genoeg om motorrijden bijna net zo veilig te maken als autorijden. Het belangrijkste is dat je beseft dat je erg kwetsbaar bent en anderen je vaak slecht zien. Daarom kun je je beter een paar vooroordelen eigen maken. Het hebben van vooroordelen is meestal geen goede eigenschap, maar voor motorrijden is dat wel zeker een goede eigenschap. Je moet er namelijk vanuit gaan dat alles en iedereen op de weg niet kan rijden en op elk moment gekke dingen kan doen. Je moet je rijstijl hierop aanpassen, zodat je op elke situatie juist kan handelen. Zo zorg je ervoor dat je zo veilig mogelijk kan rijden.
In Nederland is de motoropleiding best wel goed. Je wordt goed voorbereid, maar het kan beter. Uiteraard leer je veel van veel motorrijden, hierdoor krijg je ervaring, maar het is ook niet verkeerd om extra motorrijcursussen te nemen. Er zijn verschillende van deze extra opleidingen. Sommigen zijn toegespitst op bepaalde situaties, zoals motorrijden in de bergen. Dat noemt met bergtrainingen, maar er zijn ook slipcursussen voor de motor. Een dergelijk cursus is als je vaak motorrijd en zeker als je dit ook buiten het motorseizoen omdoet erg handig en maakt je rijstijl voor met name je zelf en misschien ook je passagier veiliger. Uiteraard ook voor de rest van het verkeer op de weg, maar die hebben vaak alleen blikschade als ze een ongeluk met een motorrijder krijgen.
Een veilige motor hebben
Anders dan bij auto’s hoeven motorfietsen niet periodiek gekeurd te worden. De overheid gaat er namelijk vanuit dat niemand op een onveilige motorfiets gaat rondrijden. Het is dan ook een enige zaken, waarbij de wetgever écht vertrouwen heeft in de burger.
Verder moet je de motor ook perfect kunnen bedienen: dat betekent dat het remhendel en het koppelingshendel meteen voor het grijpen moeten liggen: als je je vingers uitsteekt, moeten ze vanzelf op de hendels komen te liggen. Daarnaast is het een must dat je je motor ook in bedwang kunt houden als je stilstaat.
Toch kun je het niet vaak genoeg zeggen: onderhoud je motorfiets. Want dat zorgt voor extra veiligheid. Net als de banden deze moeten gewoonweg goed zijn. Zonder goede motorbanden heb je meer kans op een valpartij of een ongeluk. Je kan namelijk uitglijden of tegen een auto of een ander object klappen, omdat je remweg te lang is. De remweg is namelijk heel belangrijk. Hierover later meer. Motorbanden inrijden is misschien wel een van de minst begrepen onderwerpen.
Opvallen op de motorfiets
Als je een donkere motor, een zwarte helm en een somber pak hebt, dan ben je net zo goed zichtbaar als een zwarte kat in een kolenhok. Zorg ervoor dat er in ieder geval iets aan je motor en jou opvalt. Er wordt de laatste jaren steeds meer aandacht besteedt aan opvallen. Zo zie je dat steeds meer motorrijders dit extra belangrijk vinden en meestal een geel veiligheidsvestje dragen. Deze zijn ook absoluut niet duur. Je hoeft echter niet als een kaketoe op jee motor te zitten, het oog wil ook wat, maar het is meer dan wijs om veiligheid belangrijker te vinden dan een puur modieuze outfit waar behaarde polsen stoer bij afsteken.
Rijd altijd met je dimlicht aan. Je hebt er zelf geen last van, maar ook tegenliggers zullen dit niet lastig vinden. Je valt alleen wat meer op wat zelfs als prettig ervaren wordt door de gemiddelde weggebruiker. Merkwaardig genoeg rijden hele volksstammen nog steeds met gedoofde verlichting rond. Waarom in hemelsnaam?
Je valt ook op door een goede plaats op de weg te kiezen. Je kunt als stelregel nemen dat je op dezelfde plek rijdt waar een automobilist achter het stuur zit: net iets links van het midden van je eigen weghelft. Nog even over die plaats op de weg, bewaar altijd voldoende afstand. Het lijkt vaak overdreven om hele stukken achter iemand te rijden, maar reken voor de grap maar eens mee: als je 80 rijdt, leg je per seconde 22 meter af. De gemiddelde reactietijd is ongeveer driekwart seconde. Je bent dan al 17 meter verder en dan heb je nog helemaal niets gedaan. Tel daar je remweg bij op, doe er voor de zekerheid nog een paar meter bij, tel alles op en dan heb je de veilige afstand bij 80 kilometer per uur. Een meter of 75 dus. Uiteraard heeft een voertuig voor je ook ongeveer dezelfde remweg. Auto’s hebben overigens wel een kortere remweg, maar dat ter zijde. Neem dus altijd genoeg afstand. Dit is beter voor je eigen veiligheid. Als je weer gaat rijden denk dan eens na over hoeveel afstand je zelf neemt en pas deze aan als die erg kort is. Het maakt in feite ook weinig uit. Of je nu dicht op een voertuig rijdt of op een afstand. Als het voertuig voor je te langzaam is haal je hem gewoon in anders die afstand onthouden.
Motorrijden met een passagier
Als je een passagier meeneemt dan hoef je hem of haar niet uitgebreid in te lichten over meehangen en dergelijk, maar het is wel verstandig om tenminste even aan te geven hoe iemand het beste kan gaan zitten en hoe hij of zij de kleding goed toepast. Vooral de helm zit bij een vaak onervaren medepassagier niet goed vast. Let op dat de helm goed past en het bandje ook goed vastzit. Als je een langere rit gaat maken en de helm is te groot dan is het misschien verstandig om een tientje of 5 uit te geven voor een goed passende helm. Zelf in bouwmarkten, zaols de gamma kun je motorspullen krijgen op vandaag de dag en die zijn meestal niet te duur. Je veiligheid gaat voor je portemonnee veel mensen zeggen achteraf ook vaker had ik maar dit of dat aangeschaft dan had ik nu niet…
Wat betreft bochten rijden zeg je gewoon tegen de passagier dat die bij een linkerbocht over je linkerschouder moet kijken en bij een rechter bocht uiteraard over de rechterschouder. Dat is eigenlijk alles. Zorg er wel voor dat je met zijn tweeën een eenheid bent: schuif dus lekker dicht tegen elkaar aan. Als iemand voor het eerst achterop stapt, dan zal hij of zij dat best spannend vinden. Jaag hem of haar de stuipen niet op het lijf, maar doe het vooral in het begin rustig aan, zodat de ander achterop kan wennen.
Wat zijn de meest gevaarlijke situaties
In deze paragraaf gaan we in op de gevaarlijke situaties waarin je terecht kunt komen als motorrijder.
Kruisingen
Het is de moeite waard om even wat cijfers te geven: ruim veertig procent van de motorongelukken gebeurt op een kruising. In drie van de vier gevallen heeft de motorrijder geen schuld, maar heeft de tegenpartij de motorrijder niet gezien of dacht deze dat het een brommer was. Nu denk je misschien dat je zelf toch niks aan je veiligheid op kruisingen kunt doen, maar niets is minder waar. Ga er nooit van uit dat een automobilist je gezien heeft, kijk of hij je gezien heeft. Wantrouw automobilisten die laat remmen, of hun onderlip tegen de voorruit drukken en het hoofd vliegensvlug van links naar rechts schudden. Laat het gas dan maar vast los en maak je op voor een spannende rempartij. Geef zelf op kruisingen duidelijk aan wat je gaat doen. Als je van richting of rijbaan verandert, gebruik dan altijd je richtingaanwijzers. En nog belangrijker: controleer of je de richtingaanwijzers niet per ongeluk aan hebt laten staan. Automobilisten wachten maar zelden af of je je afsla-belofte ook waar maakt. Probeer ook steeds in te schatten wat een andere weggebruiker gaat doen. Die vent met dat kapotte remlichtglas, is zijn knipperlicht ook stuk en slaat hij straks vlak voor je neus linksaf?
Slecht weer op de motor
Slecht weer maakt veilig rijden op zijn minst drie keer zo lastig. Jij ziet minder, de anderen zien minder en de weg is een stuk gladder. Houd daarom goed rekening met dat slechte zicht, bewaar echt extra afstand en rijd minder snel. Op snelwegen heb je van die rijsporen van auto’s, waar een flinke laag water in kan staan. Rijd daar liever niet doorheen, kies het ‘droge’ middenstuk van de rijstrook. Als je namelijk te hard door zo’n waterbaan heen rijdt, kan je gaan ‘aquaplanen’. Dat klinkt heel erg lollig en frivool, maar het betekent dat de banden het water niet meer weg kunnen werken, waardoor je op een waterlaagje voortglijdt. Blijf in zo’n geval kalm, trek de koppeling in, ga vooral niet sturen en niet remmen en wacht tot je weer grip hebt. Dan een paar keer diep
ademhalen en rustig doorrijden.
Wegsignalering op de weg
Witte strepen zijn van zichzelf al vrij glad, maar met nattigheid zijn ze gewoon enorm glibberig. Hetzelfde geldt voor putdeksels, tramrails en zebrapaden. Probeer er niet overheen te rijden. Als dat niet kan, kies dan het smalste stukje, rijd er zo rechtop mogelijk overheen en wacht met sturen en remmen tot je er voorbij bent.
Op de snelweg rijden
Als motorrijder heb je vaak het grote voordeel dat je over personenauto’s heen kunt kijken Remlichten zie je veel eerder oplichten en je kunt files zien aankomen. Maak gebruik van dat voordeel door de goede plaats op de weg in te nemen. Dat is ook meteen de plek waar ze jou het beste kunnen zien. Bestel- en terreinwagens zijn te hoog om vooruit te spieken: haal ze in of neem extra afstand. Automobilisten hebben nog weleens de neiging om op je nummerplaat te gaan zitten: dat is gevaarlijk en voelt vaak ook heel bedreigend aan. Laat ze er maar langs zodra dat kan. Als je geen ruimte hebt om naar rechts te gaan, dan kun je even je rem aanraken. Een andere methode die goed werkt is een handgebaar, waarbij je de middelvinger niet nodig hebt. Steek je linkerhand omhoog en houd je duim en wijsvinger een stukje van elkaar om aan te geven hoe dicht hij op je zit. Daar gaat een hele illustratieve werking van uit.
De vluchtstrook gebruiken
Wanneer ie onverhoopt pech krijgt of je regenpak wilt aantrekken, ga dan verstandig met de vluchtstrook om. Zet je motor zoveel mogelijk rechts en ga zelf in de berm of achter de vangrails staan. Niet dat ze je per se willen scheppen, maar je zult maar net die ene vrachtwagenchauffeur tegenkomen die al veertig uur achter het stuur zit, dolgraag naar huis wil en per ongeluk even wegdommelt.
Files en de filegedragscode motorrijders
De verleiding om langs een file te rijden is akelig groot. Officieel mag het niet of toch wel? Er is niets over geregeld in de wet. De politie zal je beslist niet bekeuren zolang je het maar met aangepaste snelheid doet. En een aangepaste snelheid betekent stapvoets rijden langs een stilstaande of langzaam rijdende file. Dat betekent ook dat je niet veel sneller moet rijden dan het overige langzaamrijdend-file-verkeer. Als je met 100 km p/u in een file die gemiddeld 30 km p/u rijdt dan kun je niet alleen rekenen op een gevaarlijke situatie, maar wellicht ook een fixe boete. Zodra de file weer echt gaat rijden ongeveer meer dan 40 kilometer per uur kun je maar beter gewoon met de stroom mee gaan. Langs een file rijden is namelijk een ongelofelijk inspannende bezigheid: je komt ogen tekort. Als je een file inhaalt, doe dat dan het liefst helemaal aan de linkerkant. Pas op voor automobilisten die opeens naar links gaan, of die hun portier openen om te kijken hoe lang de file is of om hun asbakje te legen. Kijk ook uit voor glas, stukken metaal en andere zaken, want na een ongeluk vegen ze alle troep namelijk richting vangrail. Voor de goede orde: inhalen via de vluchtstrook mag nooit en te nimmer. De KNMV heeft ook een overzichtje gemaakt met filegedragscodes voor motorrijders. Dat komt een beetje op hetzelfde neer, maar als je mij niet gelooft dan kun je bij hun eens kijken wat zijn erover zeggen.
Veel automobilisten vinden ook dat de motorrijders gewoon tussen de auto’s moeten blijven rijden, maar dat is niet altijd handig. Zeker niet als ene motorrijder achteraan de file aansluit. Een motorrijder is immers kwetsbaarder als een auto en zal altijd kiezen om verder de file in te rijden.
De gevaarlijke provinciale weg
De meesten van on kennen hem wel. De gevaarlijke provinciale weg. Hier wordt en niet te vergeten kan hard gereden worden. Gelukkig is veiligheidsbesef de afgelopen decennia hard gestegen. Als de massa het gevaar beseft dan heeft dat automatisch op iedereen effect in onze samenleving en wordt het onderdeel van onze cultuur.
Desalniettemin behoren provinciale wegen en B-wegen tot de gevaarlijkste stukken weg die ons land rijk is. Misschien een beetje bevooroordeeld, maar ik zeg het toch gewoon: onze boerende landgenoten dragen een fiks steentje bij aan deze reputatie. Het zijn hele aardige mensen, maar met hun trekkers, platte wagens en andere vehikels houden ze niet altijd voldoende rekening met het overige verkeer. Hier schieten ze opeens uit een zijweggetje, daar staan ze onverwacht stil in een onoverzichtelijke bocht en even verderop valt er een kwak mest van de kar. Natuurlijk zorgen niet alleen landbouwers voor gevaarlijke situaties, dat is onzin. Ook die ene automobilist die rechts de weg op wil draaien en alleen naar links kijkt, terwijl jij net aan het inhalen bent, laat je hart even overslaan. Als je ervan uitgaat dat iedereen op de provinciale weg een boer is, heb je je voorzorgsmaatregelen in ieder geval genomen.
Bochten nemen zoals het moet
Je kunt een bocht op twee manieren nemen: goed en fout. Laten we met de foute manier beginnen. De situatie is elke keer hetzelfde: een leuke rechterbocht op een provinciale weg. Er staan boompjes langs de kant zodat je de bocht niet kunt overzien. Stel je voor, je komt aanrijden en blijft voor de veiligheid zoveel mogelijk rechts rijden. Het is ook sportiever, want de binnenbocht is immers korter dan een buitenbocht. Je rijdt de bocht in en die blijkt opeens een stuk scherper dan je had gedacht, je geeft een ruk aan het stuur en in een reflex grijp ie naar je voorrem. Tegelijk sturen en remmen mag niet, denk je in een fractie van een seconde. Je zet de motor snel rechtop, remt fors bij, bidt dat er niks aankomt en gooit hem weer plat omdat je al een stukje over de middenstreep bent gekomen. Als je uit de bocht komt, rij je krap dertig en je schakelt terug naar z’n twee om weer vaart te maken. De goede manier is de volgende. Begin aan de linkerkant van je eigen helft, want dan kun je, de bocht het beste overzien. Kies een goede versnelling, zodat je niet hoeft terug te schakelen in de bocht. En zorg ervoor dat je remwerk al gedaan hebt. Dan ga je de bocht in, je wacht tot je hem helemaal kun overzien, je gaat naar het midden van je eigen helft (wordt je motor ook nog iets sportiever van) en dan schroef je het gas open. Een bocht naar links zet je in vanaf de rechterkant van je rijhelft, voor de rest werkt het precies hetzelfde. Wees je er overigens van bewust dat als je tegen de streep aan rijdt, de wielen nog wel op je eigen helft zijn, maar dat je zelf boven de andere rijstrook hangt. Dat kan heel vervelend aflopen wanneer een groot voertuig er net weer aan komt rijden.
Remmen, remmen en nog eens remmen
Zonder remmen geen motorrijder. Dat kan ik je verzekeren. Dat is natuurlijk ook wel duidelijk, maar er zijn nogal wat dingen te zeggen over remmen met de motor.
De kunst van volop remmen is precies weten waar de grens ligt tussen blokkeren en niet-blokkeren. Die kunst leer je niet uit een boekje, die kun je alleen leren door het veel te doen. De beginselen zijn bekend:
- Voorrem aanleggen (licht in-knijpen)
- De druk op de voorrem verhogen en de achterrem aanleggen
- Druk op beide remmen zonder te blokkeren
- Druk op beide remmen afbouwen naarmate de snelheid afneemt.
Het remmen heeft alles te maken met de gewichtsverplaatsing van de motorfiets. De eerste stap is nodig om het gewicht van de motor te verplaatsen naar het voorwiel. Hoe meer druk op het wiel, hoe minder snel het blokkeert en hoe harder je kunt remmen. Zou je meteen de voorrem vol in-knijpen, dan is het gewicht van de motor nog gelijk verdeeld en dus blokkeert het voorwiel veel sneller. Tijdens de tweede stap verplaatst het gewicht zich nog meer naar voren, waardoor het voorwiel zich vastbijt in het asfalt. De achterrem komt er pas in deze stap bij. Zou je hem eerder gebruiken, dan gaat hij door de gewichtsverplaatsing naar het voorwiel snel blokkeren. In de derde stap gooi je het anker echt uit.
Remmen in bochten
Eigenlijk moet je voor het ingaan van een bocht al geremd hebben, maar in noodsituaties of wanneer je je verkeken hebt zit er niks anders op dan toch maar te remmen. In zo’n geval geldt: of sturen of remmen, maar niet allebei tegelijkertijd. Je begint met zo hard mogelijk te remmen, dan leg je de motor schuin om te sturen en dan richt je hem weer op om te remmen. Dus: remmen, sturen, remmen.
Oefening, oefening en nog eens oefening
Goed remmen leer je niet uit een boek, je leert het door het veel te doen. Rem daarom altijd volgens het vier-stappenplan. Oefen ook regelmatig in het remmen tijdens noodsituaties. Als je het eng vindt om meteen van die noodstops te maken, bouw het dan gewoon langzaam op. Of nog beter: volg een voortgezette opleiding.
Een voortgezette rijopleiding volgen
Zodra je na het afhalen van je rijbewijs voor het eerst op je eigen motor rijdt, voelt alles nog knap onwennig aan. Er gaan een paar weken overheen voor je er net zo vertrouwd mee bent als met je lesmotor. Stap je voor stapje ga je je grenzen verleggen, je durft harder door een bocht en je beheerst je motor steeds beter. Dan is het moment aangebroken om eens over een voortgezette
rijopleiding te denken. Tijdens zo’n opleiding leer je de motor echt onder controle te houden, hoe je in een noodsituatie een bermvlucht kunt maken enzovoorts. Na zo’n cursus rij je echt een klasse beter motor. De knmv organiseert regelmatig zo’n vro-cursus. Een echte aanrader.
Je motor beveiligen tegen diefstal
Dit heeft weinig te maken met de veiligheid van jezelf of anderen, maar met de veiligheid van je motor. Je motor beschermen tegen dieven.
De meeste motoren roepen een sterke begeerte bij mensen op en dat is de reden dat dieven hun uiterste best doen om die motoren te jatten. Nu hebben de meeste motorfietsen wel een stuurslot. Over het algemeen werken ze bar slecht , maar daar draait een beetje dief zijn hand niet de hand voor om. Je zult zwaardere maatregelen moeten nemen. Je hebt twee mogelijkheden: een slot of een alarmsysteem. De sloten zijn grofweg onder te verdelen in kettingsloten, beugelsloten, schijfremsloten en kabelsloten. Een dief met liefde voor zijn vak krijgt ze allemaal open. Alarmsystemen zijn er vaak voor de gemoedsrust van de eigenaar. Je besteedt een paar honderd euro en voor dat bedrag hoef je niet met sloten te slepen en je machine staat toch veilig geparkeerd. Althans, dat denk je. Want wie vat de dief in de kraag? precies, niemand. Vertrouw daarom nooit alleen op een alarm, maar neem ook een goed slot. Een goed slot is een kettingslot met het ART keurmerk. Het is niet fijn om mee te slepen, maar als je een kettingslot hebt dan kun je je motor in ieder geval vastmaken aan een vast object. Zo verklein je de kans dat je motor wordt gesloten aanzienlijk. Als men het slot niet open krijgt en dat is vaak het geval bij een ART gekeurd slot dan kunnen ze hem ook niet optillen en in een busje laden. Als je weinig opbergruimte hebt kun je kiezen voor een kettingslot met een schijfremslot. Je kunt de ketting dan thuislaten. Dit zou ik echter alleen adviseren als je eventjes een kort rondje gaat maken. Ik zou mijn motor niet lang onbewaakt ergens neerzetten met enkel en alleen hert schijfremslot en al helemaal niet in bepaalde regio’s of op een plek waar bijna niemand komt. Niet dat het vaak voorkomt, maar stel je voor je gaat een boswandeling maken en je neem je motor mee. Je motor staat dan vaak onbewaakt aan de bosrand te kijken. Dat is toch een mooie gelegenheid die je dan creëert voor ene dief. Als je even een ijsje gaat eten midden in de stad en je motor staat 20 meter verderop in het zicht dan is een schijfremslot genoeg.
Tot slot
Natuurlijk is het niet mogelijk om alle gevaarlijke situaties te bespreken, dat zijn er eenvoudig teveel! Je maakt er – net als alle motorrijders – gegarandeerd nog een paar mee. Leer van die ervaringen, vergeet ze niet en zorg dat je er voortaan op bedacht bent. Je kunt ze het beste opschrijven en af en toe nog eens overlezen, dat houdt je scherp.